Beslagvrije voet
Bij alle betrokken partijen is een breed gedragen wens om tot een vereenvoudigde beslagvrije voet te komen.
Bij het ontbreken van informatie is het immers niet mogelijk de beslagvrije voet juist te berekenen en wordt veelal uitgegaan van 95% van de – op basis van de (veronderstelde) leefsituatie – van toepassing zijnde bijstandsnorm. Met de factoren die de beslagvrije voet kunnen verhogen, zoals de woon- en zorgkosten, kan geen rekening worden gehouden, omdat deze informatie simpelweg ontbreekt.
Een te lage beslagvrije voet heeft gevolgen voor zowel schuldenaren als voor schuldeisers.Â
Om tot dit bedrag te komen is een beperkt aantal, eenvoudig vast te stellen, gegevens nodig die zo veel mogelijk uit reeds bestaande registraties te halen zijn. Het betreft allereerst de leefsituatie van de schuldenaar en het inkomen van hem en zijn eventuele partner. De kern van dit nieuwe systeem is dat de deurwaarder op basis van informatie uit de BRP en de polisadministratie de beslagvrije voet correct kan berekenen. Hiervoor zal de deurwaarder in de praktijk een rekentool kunnen gebruiken die door de overheid wordt gefaciliteerd. Voor de berekening van de beslagvrije voet worden onder andere zogenoemde normwaarden gehanteerd, bijvoorbeeld de bijstands-, huur- en zorgtoeslagnorm.
De beslagvrije voet bedraagt per 1 januari 2022 maximaal:
- voor een alleenstaande: € 1.691,66;
- voor een alleenstaande ouder: € 1.814,73;
- voor gehuwden zonder kinderen: € 2.236,89;
- voor gehuwden met een of meer kinderen: € 2.262,98.
De bedragen wijzigen met ingang van 1 januari en 1 juli van elk jaar en hoef je voor het examen niet uit je hoofd te kennen.
Bij meerdere beslagen op het inkomen van de medewerker wijzen de beslagleggers een ‘coördinerend deurwaarder’ aan. Je draagt een deel van het inkomen van de medewerker af aan de beslaglegger die de coördinerend deurwaarder is. Deze zorgt voor de juiste verdeling van de afdracht met de andere schuldeisers.