VB2 – toets 4

Behalve door de getijbewegingen veroorzaakt door astronomische invloeden kan de hoogte van de waterstand in de Nederlandse kustwateren ook nog in belangrijke mate beïnvloed worden door:

Varende kompaskoers Noord, peilt u met het stuurkompas punt X op 040° en punt Y op 323°. De variatie is 3° west. Wat zijn de ware peilingen van X en Y?

Door middel van een handpeilkompas peilt u een baken op de wal op 153°. Uit de kaart leest u af dat de variatie 4° west is. Wat is de ware peiling van dit baken?

Vanaf de havenuitgang van Stavoren stuurt u kompaskoers 237°. Er staat een matige zuidenwind. De drift wordt geschat op 5°. De variatie is 4° west en de deviatie bij de voorliggende kompaskoers is  – 6°.

Wat is de koers die in de kaart moet worden afgezet om de gegiste positie in de kaart te kunnen bijhouden?

Kompaskoers is 045°. Variatie 3° west, deviatie -5°.

Wat is de ware koers?

Als voor een bepaalde plaats gem. LLWS aangegeven wordt met NAP – 270 cm en we lezen af dat de waterstand NAP + 20 cm is. Wat is dan op dat moment de rijzing op die plaats?

Het is doodtij. Tijdens laagwater zal in een vaargeul:

Doodtij komt in Nederland voor:

De hydrografische kaarten voor kust- en binnenwateren worden jaarlijks opnieuw uitgegeven. Deze kaarten zijn aan de hand van de Berichten aan Zeevarenden bijgewerkt tot de:

Het is doodtij. Tijdens hoogwater zal in een vaargeul:

U ziet in de hydrografische kaart het hier afgebeelde teken. Dit betekent:

In de hydrografische kaart komt het bovenstaande teken voor. De betekenis van dit teken is:

Met welke eerste bewolking, gepaard gaande met luchtdrukdaling en krimpende wind, kondigt zich een naderende depressie aan? Dit is met:

Waardoor kenmerkt zich het gebied achter het koufront van een depressie? Door:

U ziet in het vaarwater een zwarte boei met een rode horizontale band, en als topteken twee zwarte bollen. Deze boei markeert:

In de hydrografische kaart komt het volgende teken voor. Dit betekent:

Artikel 47 SRW. Een deel van het redegebied van Vlissingen is een zogenoemd voorzorgsgebied. Het is verboden om in dit gebied:

Artikel 10 SRW. Tegenstrooms varende in een vaargeul, vaart vóór u in dezelfde koers een werktuiglijk voortbewogen schip, dat het geluidssein ____ _ één lange stoot gevolgd door één korte stoot geeft. Dit schip is van plan:

Artikel 15 SRE. Met uitzondering van bepaalde watergedeelten die door de bevoegde autoriteiten zijn vastgesteld, moet in het vaarwater zoveel mogelijk aan de rechterzijde worden gevaren. Dit is:

Voorschrift 30 BVA. U ziet een schip dat de hier afgebeelde dagmerken voert. Dit is een:

Voorschrift 27 BVA. ‘s Nachts ziet u een schip dat de hier afgebeelde lichten toont. Dit is een gestopt in het water liggend:

Voorschrift 27 BVA. U ziet een schip dat de hier afgebeelde dagmerken twee zwarte ballen voert. Dit is:

Voorschrift 28 BVA. Een schip dat door zijn diepgang beperkt manoeuvreerbaar is mag, behalve de lichten die zijn voorgeschreven voor een werktuiglijk voortbewogen schip, tevens voeren:

Voorschrift 15 BVA. Indien bij kruisende koersen gevaar voor aanvaring bestaat dan dient het schip dat het andere schip aan stuurboordszijde van zich heeft, uit te wijken. Dit geldt:

Voor het oplossen van deze vraag kunt u gebruikmaken van het losse kaartfragment van 1810 in het cursusboek, IJsselmeer, zuidelijk deel, van de afgebeelde stuurtafel en van de variatie uit de kaart.
De in dit vraagstuk gegeven posities zijn ‘ongeveer’ en dienen slechts ter oriëntatie op het kaartfragment.
Varende in de kompaskoers Noord peilt u op het stuurkompas de kerktoren van Scharwoude ca. 52°37′ N/005°01′ E op 310° en tegelijkertijd de kerktoren van Warder ca. 52°34′ N/005°02′ E op 249°. Bepaal de breedte en lengte van uw positie op het moment van de peilingen in tienden van minuten nauwkeurig.