VB2 – toets 8

Het is springtij. Bij hoogwater zal er op een bepaalde plaats:

Vertrekkende vanuit positie A (52°28′,0 N/05°13′,5 E) vaart u kompaskoers 007°. Er staat geen wind. De deviatie bij de voorliggende kompaskoers bedraagt – 2°, de variatie is 5° west. Als er ook geen stroom staat, welke breedte heeft het schip dan bereikt als het 5 zeemijlen heeft afgelegd?

Op het handpeilkompas peilt u punt X op 030°, punt Y op 075° en punt Z op 120°. De variatie is – 5°, de kompaskoers 318°. Wat zijn de ware peilingen van X, Y en Z?

D.m.v. een handpeilkompas peilt u een baken op de wal. U heeft zich zodanig opgesteld, dat het scheepsmagnetisme geen invloed heeft. De deviatie bij deze peiling is:

U wilt op 20 juli op de voormiddag vanuit Terschelling vertrekken en via het wantij van de Oosterom naar Ameland varen. In de kaart staat op het wantij als diepte aangegeven _02 droogvalling 2 dm. Op 18 juli was het NM. De diepgang van uw schip is 1.00 meter. U wilt tijdens het passeren van het wantij ten minste 20 cm water onder de kiel hebben. De gegevens uit de hydrografische kaart ziet u hier. Vanaf welk tijdstip kunt u het wantij veilig passeren? Voor deze opgave mag aangenomen worden, dat de rijzing van het water per uur gelijk is. U mag dus rechtlijnig interpoleren.

Het is springtij. Bij laagwater zal er op een bepaalde plaats:

Wat verstaan we in de navigatie onder het begrip ‘verheid’? Hieronder wordt verstaan:

U ziet in de hydrografische kaart voor kust en binnenwateren het hier afgebeelde teken. Dit betekent:

Uit welke deeltjes bestaan cirrus wolken?

Via de radio en de marifoon worden waarschuwing voor de scheepvaart gegeven vanaf:

Krimpende wind en dalende luchtdruk duiden in het algemeen op:

De kleur van een ton die, in de betonningsrichting varend in het Maritiem Betonningsstelsel systeem A de stuurboordzijde van een betond vaarwater aangeeft is:

U vaart vanuit zee naar binnen in het Maritiem Betonningsstelsel systeem A. In dit betonningsstelsel liggen aan stuurboordzijde van uw schip:

In de Hydrografische kaarten voor Kust- en Binnenwateren staat bij een licht Oc. Dit betekent dat een licht in één periode:

Artikel 18 SRW. Dit artikel behandelt de uitwijkregels tussen de diverse categorieën schepen onderling. Volgens dit artikel moet onder andere een klein schip dat varende is:

Artikel 6 SRW. Een schip met een lengte van minder dan 12 meter moet de motor voor onmiddellijk gebruik gereed hebben en een snelheid van tenminste 6 km/uur door het water kunnen handhaven. Dit voorschrift geldt:

Artikel 2 SRW. Met het begrip vaarwater wordt bedoeld:

Artikel 13 SRE. Een schip dat in gevaar wordt gebracht door een ander schip. Welk geluidssein zal dat schip geven?

Voorschrift 23 en 25 BVA. Een zeilschip, dat tevens de motor gebruikt, voert een driekleurenlicht boordlichten en heklicht gecombineerd in één lantaarn aan of nabij de top van de mast. Mag dit?

Voorschrift 9 BVA. Een werktuiglijk voortbewogen zeeschip volgt een nauw vaarwater. Dit zeeschip kan alleen in dit vaarwater veilig varen. Van stuurboord nadert een werktuiglijk voortbewogen schip van 12 meter lengte motorjacht dat dit nauwe vaarwater wenst te kruisen. Er dreigt gevaar voor aanvaring te ontstaan. Wie moet in eerste instantie wat doen?

Voorschrift 8 BVA. De maatregelen ter vermijding van aanvaring moeten als volgt geschieden:

Voorschrift 24 BVA. Een schip dat gesleept wordt moet ‘s nachts voeren:

Voorschrift 7 BVA. Dit voorschrift spreekt over ‘gevaar voor aanvaring’. Bij het bepalen of er gevaar voor aanvaring bestaat wordt gesteld dat in geval van twijfel:

Voorschrift 3 BVA. Een schip bezig met baggerwerkzaamheden is een:

De hoek tussen het magnetische noorden en het kompasnoorden wordt genoemd: